Iedere persoon heeft een Duivel en een Engel bij zich.

Vertaling: Shaykh bin Baaz rahimahullah werd in een lange vraag gevraagd: Wanneer ik in mijn hart van plan ben om iets goeds te doen, weet de Shaytaan het dan en probeert hij mij ervan af te houden?

Hij antwoordde:

Iedere persoon heeft een Duivel en een Engel bij zich, zoals de Profeet salAllahu 'alayhi wa salam zei: "Er is niemand die geen metgezel heeft van onder de Jinn en een metgezel van onder de Engelen." Zij zeiden: Zelfs u, O Boodschapper van Allah? Hij zei: "Zelfs ik, maar Allah hielp mij met hem en hij werd Moslim (of: en ik ben veilig van hem), dus draagt hij mij op om datgene te doen wat goed is." En hij salAllahu 'alayhi wa salam vertelde ons dat de Shaytaan slechtheid predikt tegen de mens en hem tot het slechte oproept, en hij heeft een bepaalde controle over zijn hart. En hij kan met de Wil van Allah zien wat een persoon wil en van plan is om te doen van zowel goede als slechte daden. De Engel heeft ook bepaalde controle over zijn hart, wat hem doet neigen naar het goede en roept hem op tot het goede. Deze controle is iets waartoe Allah hen in staat stelde om te hebben, i.e., Hij heeft een bepaalde kracht gegeven aan de metgezellen van onder de Jinn en van onder de Engelen; zelfs de Profeet salAllahu 'alayhi wa salam, had een Shaytaan bij zich die een metgezel was van onder de Jinn zoals vermeld wordt in de Hadith die boven geciteerd is.

Het punt is hier dat iedere persoon een metgezel bij zich heeft van onder de Engelen en een metgezel van onder de Duivels. De gelovige onderdrukt zijn Shaytaan door Allah te gehoorzamen en zich aan Zijn religie te houden, en hij vernedert zijn Shaytaan totdat hij zwak wordt en niet in staat is om de gelovige te weerhouden van het doen van het goede of om hem in het slechte te doen vallen, behalve voor wat Allah Wil. Maar de zondaar, via zijn zonden en slechte daden, helpt de Shaytaan totdat hij sterk genoeg wordt om hem te helpen het slechte te navolgen en hij moedigt hem aan dit te doen en hij wordt sterk genoeg om hem af te houden van het doen van het goede.

De gelovige moet Allah vrezen en ernaar streven om weerstand te bieden tegen zijn Shaytaan door Allah en Zijn Boodschapper te gehoorzamen, en toevlucht te zoeken bij Allah tegen de Shaytaan. En hij moet scherp zijn om zijn Engel bij te staan om Allah en Zijn Boodschapper te gehoorzamen en om de bevelen van Allah na te volgen.

Bron: Fataawa al-Shaykh ibn Baaz, 9/369

0 reacties:

Een reactie posten

Live duroos