Uitleg van de term «al-Jamâ’a»

بسم الله الرحمن الرحيم
 
In de Naam van Allah, de Barmhartige, de Meest Genadevolle


De term « Jamâ‘a » verwijst naar de fractie onder de imams van de Sunna die ons zijn voorafgegaan, van de generatie van imam Ahmad, van zijn imams en zij die na hen gekomen zijn. In de authentieke hadiths van de Profeet (sallAllâhu ‘alayhi wasallam) is het gebruik van de term « Jamâ‘a » overgeleverd, en daarvan heeft hij de Geredde Groep (al-Firqa an-Nâjiyya) vermeld in de bekende hadith over de sekten, net nadat hij de verdeling in sectaire fracties heeft aangehaald :

 «Ze gaan allen naar het Vuur, behalve één en dat is de Jamâ‘a. » En in een andere versie : «Alleen gaan ze naar het Vuur, behalve één. Ze zeiden : Welke is dat, o Boodschapper van Allah? Hij zei : Degene die zich bevindt op datgene waarop ik mij bevindt, net als mijn metgezellen. » En in een andere versie is “vandaag” eraan toegevoegd : « Degene die zich bevindt op datgene waarop ik mij vandaag bevindt, net als mijn metgezellen ». [1]


Het is sterk aangeraden in talrijke hadiths om de Jamâ‘a te volgen en haar aan te hangen. Dat is wat begrepen wordt uit de verzen waarin het verbod op verdeling voorkomt en de verplichting om de Jamâ‘a aan te hangen. In een authentieke hadith is overgeleverd dat de Profeet (sallAllâhu ‘alayhi wasallam)zei :


« De Jamâ‘a is een barmhartigheid terwijl de verdeling een bestraffing is. » [2]


Zo zijn de teksten die verwijzen naar de Jamâ‘a, naar het feit deze aan te hangen en er zich stevig aan vast te klampen, en op te letten voor het afwijken van de Jamâ‘a talrijk. Zeker, de eerste generaties onder de mensen van kennis hebben van mening verschild over de betekenis die gegeven moet worden aan de Jamâ‘a en aan haar uitleg, volgens meerdere uitspraken :

De eerste mening, is dat de Jamâ‘a het enorme donker voorstelt. Dat is de uitleg van de bekende metgezel Ibn Mas‘ûd al-Hudhalî en van Abû Mas‘ûd al-Ansârî al-Badrî (radiyAllâh ‘anhumâ), die verzameld werd in het werk van al-Lâlikâ’î : « Sharh Usûl I‘tiqâd Ahl as-Sunna wal-Jamâ‘a » en die zegt :

« Voorwaar, de Jamâ‘a is het enorme donker. » [3]

In sommige hadiths is een versie overgeleverd die vermeldt dat de Profeet (sallAllâhu ‘alayhi wasallam) gezegd heeft :


« Wees met het enorme donker. » [4], dus zij namen aan dat (de interpretatie is dat) de Jamâ‘a het enorme donker is. Daarmee bedoelden ze het enorme donker in hun tijd, namelijk in de laatste tijd van Ibn Mas‘ûd toen de onenigheden tegenover ‘Uthmân (radiyAllâhu ‘anhu) begonnen vanwege de khawârij en hun gelijken. Ze werden aangespoord om zich stevig vast te klampen aan het enorme duister, en dat was het duister van (dat voorgesteld werd door) de massa metgezellen van de Boodschapper van Allah (sallAllâhu ‘alayhi wasallam).


De tweede mening, is dat de Jamâ‘a de mensen van kennis, van Sunna, van athar en van hadith voorstelt. Ongeacht of dat nu de mensen van hadith zijn in leren en onderwijzen, of de mensen van fiqh is leren en onderwijzen, of de mensen van de (Arabische) taal in leren en onderwijzen. De Jamâ‘a zijn de mensen van kennis, van fiqh, van hadith en van athar. Dat behoort tot de verzameling van uitspraken die vaak herhaald zijn door imams, zoals : « De Jamâ‘a en de Geredde Groep (al-Firqa an-Nâjiyya) zijn de mensen van hadith (Ahl al-Hadîth). » Zoals imam Ahmad gezegd heeft met zijn uitspraak :


« Als het niet de mensen van hadith zijn, dan weet ik niet wie ze wel zijn. » [5]

Dat werd ook vermeld door‘Abdullâh ibn al-Mubârak en Yazîd ibn Hârûn en een groep van de mensen van kennis, zoals al-Bukhârî vermeld heeft [6].


Deze uitspraak wordt samengevat door het feit dat de Jamâ‘a de mensen van kennis zijn, de mensen van hadith en de mensen van athar. Al-Khatîb al-Baghdâdî heeft deze woorden vermeld in zijn boek « Sharaf Ashâb al-Hadîth » met overleveringsketens tot aan degene die het zei. [7] En op basis daarvan is het bekend geworden bij de geleerden – het vormt zelfs een consensus – dat de betekenis van de Jamâ‘a en van de Geredde Groep (al-Firqa an-Nâjiyya) de mensen van hadith en van athar zijn. D.w.z. in de tijd van imam Ahmad en van diegenen dichtbij zijn tijd. Want zij zijn degene die degenen die twisten en de leugenaars nabootsen uit de religie van Allah hebben geweerd, zij zijn degenen die de Sunna gered hebben, zij zijn degene die de ware geloofsleer gered hebben en haar verduidelijkt hebben, haar tegenstanders weerlegd hebben en hun tegenstelling op alle punten hebben verworpen.


De derde mening, is dat de Jamâ‘a de Metgezellen van de Boodschapper van Allah (sallAllâhu ‘alayhi wasallam) en dat is de uitspraak die toegeschreven wordt aan ‘Umar ibn ‘Abdil-‘Azîz al-Amwî (radiyAllâhu ‘anhu). Deze uitspraak heeft duidelijke bewijzen en dat is dat de Profeet (sallAllâhu ‘alayhi wasallam) in sommige versies van de hadith over de splitsing zei : « Dat is de Jamâ‘a ». En in een andere versie : « Wie zich op hetgeen bevindt zoals waar ik mij vandaag op bevindt, net zoals mijn Metgezellen ». [8] De betekenis daarvan is dat de Jamâ‘a de Metgezellen zijn.


De vierde mening, is een uitspraak die vermeldt wordt, maar die geen bewijs heeft, namelijk dat de Jamâ‘a de gehele moslimgemeenschap is. Maar dit is fout, want het spreekt de hadith van de splitsing tegen. De hadith over de splitsing verduidelijkt dat de moslimgemeenschap, d.w.z. de verhoorde gemeenschap, opgesplitst zal worden in drieënzeventig groepen. De uitleg dat de Jamâ‘a de moslimgemeenschap is, gaat ontegensprekelijk in tegen deze duidelijke en heldere hadith.


De laatste mening zegt dat met de Jama‘a verwezen wordt naar de groep gelovigen die zich verzamelen rond de ware leider, gehoor en gehoorzaamheid aan hem wijden en hem een legitiem verbond van trouw schenken. Ibn Jarîr at-Tabarî (rahimahullâh) en velen van de mensen van kennis kozen voor deze uitspraak. Ze zeggen :


« Voorwaar, (de Jamâ‘a) zal daardoor de consensus en de eenheid bereiken als ze met de ware imam zijn. » [9]

[10]

door Shaykh Sâlih Âl ash-Shaykh (hafidhahullâh)


------------------------------------------------------------------------------------------


Voetnoten


[1] De eerste versies zijn authentiek verklaard door al-Baghawî in “Sharh as-Sunna” (1/213), terwijl de laatste versie met de toevoeging zwak is verklaard in “ad-Du‘afâ’ ” van al-‘Uqaylî (2/332)


[2] “Sahîh at-Targhîb wat-Tarhîb” (1/573)


[3] “Sharh Usûl I‘tiqâd Ahl as-Sunna wal-Jamâ‘a” (1/108-110), maar ook “Fath al-Bârî” (13/37)


[4] Ibn Mâjah (3950), “Sharh Usûl I‘tiqâd Ahl as-Sunna wal-Jamâ‘a” (1/105), ad-Daylamî in “Al-Firdaws” (1/411), “Musnad Ibn Humayd” (p. 376) en “Musnad ash-Shâmiyyîn” van at-Tabarânî (3/196)


[5] “Sharh an-Nawawî ‘alâ Sahîh Muslim” (13/67)


[6] “Fath al-Bârî” (13/316)


[7] “Sharaf Ashâb al-Hadîth” (p. 25-27)


[8] Zie eerste voetnoot voor deze hadith.


[9] “Tafsîr at-Tabarî” (4/32)


[10] “Al-La’âli’ al-Bahiyya fî Sharh al-‘Aqîda al-Wâsitiyya” van Shaykh Sâlih Âl ash-Shaykh, 1/78-82

0 reacties:

Een reactie posten

Live duroos